ECTS-database Plantijn Hogeschool
  
 

1 Orthopedagogie - 1OM - Onderdelen - Praktijk ervaren/4
  

O.O. heeft componenten: Neen
Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
Code: 1OM13
Academiejaar: 2008-2009
Type: kern
Niveau: inleidend
Programmajaar: 1
Periode binnen het modeltraject: M:4
Aantal studiepunten: 3
Wegingscoëfficient: 3
Totaal aantal contacturen: 51
Totaal studietijd: 78
Deeltijds programma:
Examencontract: mogelijk
Deliberatie: mogelijk
Vrijstelling of overdracht: mogelijk
Onderwijstaal: Nederlands
Lector(en): Avonds Mieke
De Wolf Sofie
Der Kinderen Gwenda
Serrien Jeannine
Van Dingenen Gwen
Van Tongel Wim


 

KORTE OMSCHRIJVING
Het opleidingsonderdeel 'Praktijk ervaren' is opgebouwd rond de inleefweek. Je wordt gedurende enkele weken voorbereid op dit  contact met de doelgroep, werkveld en de taken van de opvoeder -begeleider. Je brengt vijf dagen/38u door in een setting waar professionelen werken. Na deze dagen worden je ervaringen en inzichten verwerkt. Je kan deze informatie oa gebruiken om een gefundeerde keuze te maken voor je tweedejaarsstage.

COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

Algemene competenties

  • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
  • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
  • OM103 Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig. Hanteert kritische zelfreflectie. Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.
  • OM104 Refereert correct. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen. Kadert informatie binnen een grotere context. Hanteert technieken en methoden van onderzoek. Past beschrijvend onderzoek adequaat toe. Gaat op zoek naar geformuleerde oplossingen in de (wetenschappelijke) literatuur om een gelijkaardige situatie aan te pakken.
  • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
  • OM106 Neemt leidinggevend initiatief. Bewaakt groepsprocessen en coacht. Helpt met de uitvoering en evaluatie van kwaliteitszorg binnen de organisatie. Voert beheerstaken uit waarvoor hij verantwoordelijk is op financieel en administratief gebied, op gebied van personeelsplanning en dienstverlening.
  • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
  • OM108 Gaat in alle contexten van het functioneren de nodige kennis en competenties verwerven om de professionele, sociale en culturele taken in een snel veranderde samenleving beter aan te kunnen. Reflecteert kritisch op het eigen functioneren. Formuleert leerpunten en tracht deze weg te werken door zelfstudie en deskundigheidsontwikkeling.
  • OM109 Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen. Gaat op een professionele wijze om met cultuurverschillen. Heeft de startbekwaamheid om zich te integreren in een internationale omgeving.
Algemene beroepsgerichte competenties
    Beroepsspecifieke competenties
    • OM314 Organiseert woon-, leer-,werk- en vrijetijdsvaardigheden op methodische, planmatige wijze. Begeleidt woon-, leer-, werk- en vrijetijdsvaardigheden op methodisch, planmatige wijze. Hanteert een instrumentarium van muzisch-agogische methoden. Hanteert bewust en doelgericht orthopedagogische grondvormen.

    SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN

    De student bevraagt en beluistert actief de informatie die inzicht geeft in de visie, kaders en het methodisch handelen tijdens de inleefsituatie.
    De student inventariseert verschillende informatiedomeinen en bronnen om de inleefervaring en het eigen leerproces vorm te geven (ook ICT ).

    • De student geeft informatie over de eigen inleefsituaties; bevraagt ook de inleefsituatie van medestudenten.  
        
    • De student bevraagt de eigen inleefervaring en die van de medestudent kritisch.
    • De student formuleert gefundeerd een mening, vertrekkend vanuit de eigen ervaring en vanuit de aangeboden leersituaties, door te luisteren naar anderen, door open te staan voor verschillende meningen, met aandacht voor feedback van de betrokkenen van de inleefsituatie.
       
    • De student geeft een gestructureerd overzicht van de organisatie waarbinnen de inleefsituatie plaatsvindt en situeert deze organisatie binnen het welzijnsveld.
    • De student maakt een relevante bronnenlijst op bij het verslag van elke opdracht en refereert correct volgens de APAnormen.
       
    • De student rapporteert schriftelijk en mondeling d.m.v. correct taalgebruik.
    • De student gebruikt ICT (tekstverwerking) correct. 
       
    • De student bespreekt de inleefervaring tijdens de inleefsituatie en buigt deze ervaring om naar een kijk op het eigen leertraject binnen de opleiding.
    • De student verheldert de motivatie bij de stagekeuze voor het tweede jaar om op deze wijze verder vorm te geven aan het  eigen leertraject.
    • De student geeft leerdoelen of leerpunten aan.
    • De student reflecteert over het bewustzijn en het verworven inzicht over de eigen persoonlijke normen en waarden (eigen voorervaring, eigen referentiekader)  in interactie met cliënten en met medewerkers binnen de inleefsituatie.  
       
    • De student presenteert zich correct en legt op een correcte manier contact met  de medewerkers  van de inleefsituatie en past  zich op een vlotte manier  in de werking in .
    • De student formuleert adequaat op welke wijze een gespecialiseerd opvoeder-begeleider werkzaam is of zou kunnen zijn ten behoeve van de doelgroep binnen de inleefsituatie en op welke manier de gespecialiseerd opvoeder-begeleider desgevallend samenwerkt met andere disciplines. 
    • De student creëert binnen de eigen leersituatie op sociaal-emotioneel vlak en op taakgericht vlak voorwaarden om actief samen te leren en samen te werken.
    • De student stelt zich soepel op in de omgang met aangereikte leermogelijkheden vb t.a.v. de keuze van de inleefsituatie.
    • De student leeft correct afspraken na en vertegenwoordigt de school binnen de inleefsituatie op een correcte wijze.
       
    • De student beschrijft gestructureerd en geordend alle aspecten van de inleefsituatie.
    • De student situeert de organisatie (inleefsituatie)  binnen het welzijnsveld.
    • De student verbindt de kennis over de werking en de organisatie binnen de inleefsituatie met voorkennis uit andere opleidingsonderdelen.
        
    • De student gaat respectvol om met gegevens mbt de persoonlijke leersfeer van de cliënt,-systeem en de organisatie binnen de inleefsituatie.
    • De student getuigt van een burgerschapsvisie bij het rapporteren over cliënten.
       
    • De student observeert ontwikkelingsprocessen en begeleidingsprocessen van cliënt(groep)en  binnen de inleefsituatie en leersituatie.
    • De student beschrijft  hypothetisch de ondersteuningsvraag van cliënt(groep)en binnen de inleefsituatie.
       
    • De student herkent het woon-, leef-, en/of  werkklimaat binnen de inleefsituatie en beschrijft dit op kritische wijze.
        
    • De student stelt zich correct voor aan de cliënt(en), legt op een vlotte manier contact met hem/hen en schikt zich soepel in de relatie in met hem/hen. Formuleert op welke wijze de  verschillende leefdomeinen van de cliënt(en)(groep)en binnen de inleefsituatie kunnen ingevuld worden.
    • De student benoemt en beschrijft binnen de aangeboden leersituatie en inleefsituatie het methodisch handelen bij  de (ortho)(ped)agogische begeleiding 
    • De student geeft vanuit een inlevende rol aan hoe het methodisch handelen invloed kan hebben op het ontwikkelen en functioneren van een cliënt.

    VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
    Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn

    Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn

    Andere begincompetenties
    Correcte kennis van het Nederlands.
    LEERINHOUDEN
    Het opleidingsonderdeel praktijk ervaren is opgebouwd rond de inleefweek. Studenten worden gedurende enkele weken voorbereid op dit  contact met de doelgroep, werkveld en de taken van de opvoeder -begeleider. Studenten brengen vijf dagen door in een setting waar professionelen werken. Na deze dagen worden de ervaringen en inzichten verwerkt. De student gebruikt deze informatie oa om een gefundeerde keuze te maken voor zijn tweedejaarsstage.


    STUDIEMATERIAAL
    Bij aanvang van de module wordt het nodige tekstmateriaal ter beschikking gesteld van de student.
    WERKVORMEN
    Soort werkvorm uren  

    %

    hoor- en werkcolleges:

    0

     lesuren

      00,00

    practicum en oefeningen:

    12

     lesuren

      15,19

    vormen van groepsleren:

    38

     lesuren

      48,10

    studietijd buiten contacturen:

    28

     klokuren

      35,44

    Verdere toelichting:
    Voor de oefengroep praktijk ervaren zijn er wekelijks twee contacturen voorzien. In de periode van 9 tot en met 17 mei is er een inleefweek gepland van 38 uur. Op 27 mei wordt er als extra leeractiviteit een stagebeurs georganiseerd. In de oefengroep wordt er gewerkt met groepsgesprekken,opzoekwerk, individuele opdrachten. Buiten de contacturen wordt er ook zelfstandig werk gevraagd.

    EVALUATIE

    Eerste examenperiode

    Taken:

    - een informatie-opdracht ter voorbereiding van de inleefweek.Voor deze opdracht kan er tot 20% van de punten afgetrokken worden voor taal en vormgeving.

    - een rapport ter verwerking van de inleefweek en als voorbereiding op het mondeling examen.  Dit rapport dient meegebracht te worden naar het examen als voorwaarde om aan het examen deel te nemen.

    De oefengroep is een opleidingsonderdeel op 20 punten waarvan

    - 3 punten op een blackboard-toets

    - 5 punten op permanente evaluatie

    - 4 punten op de schriftelijke opdracht ter voorbereiding van de inleefweek: informatie-opdracht

    - 8 punten op een mondeling examen. De student maakt een schriftelijke verwerking van de inleefweek, dit rapport dient eveneens als voorbereiding op het mondeling examen.  Het rapport inleefweek dient de student bij te hebben op het mondeling examen. Als de student dit niet kan voorleggen dan kan hij niet deelnemen aan het examen en hiervoor dus ook geen punten verwerven!

    Elke afwezigheid tijdens de oefengroepuren dient gewettigd te worden met een officieel document. Een afwezigheid kan dus niet gewettigd worden met een 'oranje briefje', dit wordt beschouwd als een ongewettigde afwezigheid. Per ongewettigde afwezigheid worden er drie punten afgetrokken bij permanente evaluatie (op 5 punten).

    Indien de student niet heeft deelgenomen aan de inleefweek dan kan hij geen  rapport schrijven ter verwerking van de inleefweek. Bijgevolg kan de student niet deelnemen aan het mondeling examen. Om een eindbeoordeling te kunnen krijgen dient de student deze week dan ook in te halen.  


    tijd voor examinering
    uren
    1

    %
     
     01,27

    Tweede examenperiode

    Indien de student tijdens de eerste examenperiode een onvoldoende behaalde op dit opleidingsonderdeel, dan kan de student een deel van de punten inhalen in de tweede examenperiode.

    - De punten van permanente evaluatie (op 5) worden overgedragen naar de tweede examenperiode.

    - De student dient opnieuw een blackboard toets te maken, deze staat op 3 punten.

    -  4 punten kunnen ingehaald worden met een opdracht. Het is de verantwoordelijkheid van de student, om de opdracht voor de tweede examenperiode van Blackboard te halen. Het is de verantwoordelijkheid van de student om de juiste opdracht, volledig en tijdig aan de betrokken lectoren te overhandigen. Voor deze opdracht kan er tot 20% van de punten afgetrokken worden voor taal en vormgeving.

    - Ook in de tweede examenperiode voorzien we een mondeling examen op 8 punten.