ECTS-database Plantijn Hogeschool
  
 
4 Educatieve benadering van personen met autismespectrumstoornissen - 4BAU1 - Opleidingsonderdelen
  
id onderdeelbenamingstudiepunten
4BAU1Oriëntatie en begrijpen12
40001Begeleiding personen met autismespectrum15
 

4 Educatieve benadering van personen met autismespectrumstoornissen - 4BAU1 - Onderdelen - Oriëntatie en begrijpen
  

O.O. heeft componenten: Neen
Afstudeerrichting: AU:Educatieve benadering van personen met autismespectrumstoornissen
Code: 4BAU1
Academiejaar: 2008-2009
Type: kern
Niveau: uitdiepend
Programmajaar: 4
Periode binnen het modeltraject: :
Aantal studiepunten: 12
Wegingscoëfficient: 12
Totaal aantal contacturen: 48
Totaal studietijd: 312
Deeltijds programma:
Examencontract: niet mogelijk
Deliberatie: mogelijk
Vrijstelling of overdracht: mogelijk
Onderwijstaal: Nederlands
Lector(en): Stinkens Wim


 

KORTE OMSCHRIJVING
In  opleidingsonderdeel 1 (OLOD 1) van de banaba autisme willen we de student die werkzaam is in het onderwijs aan kinderen met autisme, werkt als begeleider, opvoeder of ouder van personen  met autisme, een algemeen overzicht geven van de ontwikkelingen op het gebied van autismespectrumstoornissen (ASS)  en de educatieve benadering ervan.


COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

Algemene competenties

  • AU101 Kan het verband leggen tussen de theoretisch definities van autisme en de educatieve benadering. Kan het belang van differentiaaldiagnose zien.Begrijpt de onderliggende mechanisme van uiterlijk waarneembaar gedrag ('ijsbergdenken'). Herkent de kwalitatieve verschillen in de ontwikkeling van ASS.
  • AU102 Verwerft kennis rond classificatie, diagnose en differentiaaldiagnose (met inbegrip van medische en neurobiologische aspecten) kan dit een plaats geven binnen zijn praktijk. Heeft inzicht in alternatieve benaderingen en kan hier een kritische houding tgo ontwikkelen. Verkent detaildenken, de sensoriële waarneming en betekenisverlening bij ASS.
  • AU103 Kan het ijsbergdenken hanteren als middel bij de reflectie rond eigen ontwikkeling. Kan over zijn eigen proces van ontwikkeling en groei in het kijken naar en omgaan met autisme/ evolutie binnen zijn werkcontext, reflecteren. Kan kritisch reflecteren en getuigen van inzicht in een probleemstelling. Kan de reflectieve cyclus hanteren.
  • AU107 Heeft inzicht in benaderingen en kan hier een kritische houding tgo ontwikkelen. Verbreedt en verdiept de eigen competenties door zelfstudie en deskundigheidsbevordering. Ontwikkelt een begeleidingshouding waarin de persoon met autisme niet samenvalt met zijn handicap en waar tegelijk aandacht is voor de pervasieve aspecten van autisme.
  • AU108 Kan anderstalige , buitenlandse literatuur hanteren.
Algemene beroepsgerichte competenties
  • AU209 Kan samenwerken in een multidisciplinair team. Neemt verantwoordelijkheid op in het leerteam. Kan samenwerken op een coöperatieve manier in de groep en in de ruime context van een organisatie. Kan het specifieke van ASS vertalen op een gepaste wijze in een team.
Beroepsspecifieke competenties
  • AU312 Heeft kennis rond classificatie, diagnose en differentiaaldiagnose (met inbegrip van medische en neurobiologische aspecten) kan dit een plaats geven binnen zijn praktijk. Heeft grondige kennis op het terrein van redzaamheid, vrije tijdsbesteding, commmunicatieve problemen en sociale interacties. Kan dit gedrag een plaats geven binnen de diagnose.
  • AU315 Begrijpt de plaats van een handicap binnen het gezinsfunctioneren. Heeft inzicht in het proces van samenwerken met ouders en kent agogische middelen om dit te realiseren. Is in staat om functionele leerdoelen te ontwikkelen voor de persoon met ASS.

SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN

         Competentie  & deelcompetenties

Algemene competenties

Denken en redeneren.
  
1. Kan het verband leggen tussen de theoretisch definities van autisme  en de educatieve benadering.

2. De student kan het belang van differentiaaldiagnose zien.

3. De student begrijpt de onderliggende mechanisme van uiterlijkwaarneembaar gedrag (‘ijsbergdenken’).

      

  Informatie verwerven en verwerken.   
1. Herkent de kwalitatieve verschillen in de ontwikkeling van ASS.

2. Herkent de cognitieve stijl (informatieverwerking) van ASS.

3. Heeft zicht op de gevolgen van de cognitieve stijl op de sociaal-emotionele ontwikkeling, op  de sociale interactie en de communicatie van personen met ASS.

4. De student verwerft kennis rond classificatie, diagnose en differentiaaldiagnose (met inbegrip van medische en neurobiologische aspecten) en kan dit een plaats geven

  binnen zijn eigen praktijk.

5. De student begrijpt de plaats van een handicap binnen het gezinsfunctioneren.

                 

Reflecteren.      
1.De student kan het ijsbergdenken hanteren als middel bij de reflectie rond eigen ontwikkeling.

 


VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn
  • Beschikken over een diploma hoger onderwijs.
  • Over ervaring beschikken in het werken met mensen met een autismespectrumstoornis in een professionele of privécontext.
  • Beschikken over reflectieve vaardigheden..

Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn

Andere begincompetenties

LEERINHOUDEN
  •   Autisme en cognitie.

  • Classificatie, diagnose en differentiaaldiagnose van ASS.

  • Autisme en de waarnemingsproblematiek.

  • Autisme en gezin.  

  • Autisme: van theoretisch begrip naar educatieve interventie .

  • Pop, reflectie en persoonlijke beroepsontwikkeling.


STUDIEMATERIAAL
* Syllabus
* Transparante, powerpointmateriaal
* Ondersteunende documenten en toelichting op Blackboard.
* 'Autisme.Van begrijpen tot begeleiden' Theo Peeters, 1998, Hadewijch Antwerpen.
* Portfolio

WERKVORMEN
Soort werkvorm uren  

%

hoor- en werkcolleges:

45

 lesuren

  16,40

practicum en oefeningen:

0

 lesuren

  00,00

vormen van groepsleren:

3

 lesuren

  01,09

studietijd buiten contacturen:

226.4

 klokuren

  82,51

Verdere toelichting:

Werkcollege met vraag- en leergesprekken: de inbreng van de studenten via discussie en peerteaching is daarbij essentieel.


 Begeleidingsmomenten: individuele vraagstelling door studenten, feedback door docent.

  • Instellingsbezoek.
  • Literatuurstudie.
  • Groepswerk.

EVALUATIE

Eerste examenperiode
  • Portfolio: formatief  assessment: de student krijgt feedback
  • Opdrachten: 8/20
  • Kennisopdracht
    12/20

  • Om te slagen voor een opleidingsonderdeel moeten 50% van de punten behaald worden bij zowel de opdrachten als de K-opdracht.

tijd voor examinering
uren

%
 
 00,00

Tweede examenperiode

 

  • Het assessment-onderdeel waarin de student niet slaagt zal hernomen worden in de tweede examenperiode.

 

 

4 Educatieve benadering van personen met autismespectrumstoornissen - 4BAU1 - Onderdelen - Begeleiding personen met autismespectrum
  

O.O. heeft componenten: Neen
Afstudeerrichting: AU:Educatieve benadering van personen met autismespectrumstoornissen
Code: 40001
Academiejaar: 2008-2009
Type: kern
Niveau: uitdiepend
Programmajaar: 4
Periode binnen het modeltraject: :
Aantal studiepunten: 15
Wegingscoëfficient: 15
Totaal aantal contacturen: 84
Totaal studietijd: 390
Deeltijds programma:
Examencontract: niet mogelijk
Deliberatie: mogelijk
Vrijstelling of overdracht: mogelijk
Onderwijstaal: Nederlands
Lector(en): Stinkens Wim


 

KORTE OMSCHRIJVING
Binnen dit opleidingsonderdeel staan we stil bij de triade van Lorna Wing. We verdiepen ons in de implicaties hiervan voor het dagelijks leven van en werken met personen met ASS.(Autismespectrumstoornis)
In dit opleidingsonderdeel maken we dmv praktijkopdrachten de verbinding met de aangeboden kennis in de les en de eigen praktijk.
Binnen dit proces leggen we de link met het eigen beroepsfunctioneren waarin reflectie op eigen kwaliteiten en leerpunten op de voorgrond staat.

COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

Algemene competenties

  • AU103 Kan het ijsbergdenken hanteren als middel bij de reflectie rond eigen ontwikkeling. Kan over zijn eigen proces van ontwikkeling en groei in het kijken naar en omgaan met autisme/ evolutie binnen zijn werkcontext, reflecteren. Kan kritisch reflecteren en getuigen van inzicht in een probleemstelling. Kan de reflectieve cyclus hanteren.
  • AU104 Kan de resultaten van formeel en informeel onderzoek interpreteren. Kan een N=1 onderzoek uitvoeren. Kan een informeel onderzoek opzetten, uitvoeren en evalueren. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen en kadert informatie binnen een grotere context.
  • AU105 Kan een informeel onderzoek opzetten, uitvoeren en evalueren. Kan omschrijven waarom onderzoek belangrijk is en heeft weet van de onderzoeksinstrumenten. Kan een taakanalyse maken op het vlak van sociale vaardigheden. Kan een aangepaste activiteit analyseren.
  • AU106 Beschikt over de nodige gespreksvaardigheden. Kan zich mondeling en schriftelijk uitdrukken. Kan gevat antwoorden op vragen naar inhoud, persoonlijke verwerking, houding, beroepsvaardigheid en theoretische omkadering. Kan de eigen vorm van communicatie afstemmen op de communicatie van personen met ASS
  • AU107 Heeft inzicht in benaderingen en kan hier een kritische houding tgo ontwikkelen. Verbreedt en verdiept de eigen competenties door zelfstudie en deskundigheidsbevordering. Ontwikkelt een begeleidingshouding waarin de persoon met autisme niet samenvalt met zijn handicap en waar tegelijk aandacht is voor de pervasieve aspecten van autisme.
  • AU108 Kan anderstalige , buitenlandse literatuur hanteren.
Algemene beroepsgerichte competenties
  • AU209 Kan samenwerken in een multidisciplinair team. Neemt verantwoordelijkheid op in het leerteam. Kan samenwerken op een coöperatieve manier in de groep en in de ruime context van een organisatie. Kan het specifieke van ASS vertalen op een gepaste wijze in een team.
  • AU210 Heeft een grondige kennis op het terrein van redzaamheid, vrije tijdsbesteding, commmunicatieve problemen en sociale interacties. Kan in het kader van probleemgedrag via reflectie alternatieven ontwikkelen wat preventie en begeleiding betreft.
Beroepsspecifieke competenties
  • AU312 Heeft kennis rond classificatie, diagnose en differentiaaldiagnose (met inbegrip van medische en neurobiologische aspecten) kan dit een plaats geven binnen zijn praktijk. Heeft grondige kennis op het terrein van redzaamheid, vrije tijdsbesteding, commmunicatieve problemen en sociale interacties. Kan dit gedrag een plaats geven binnen de diagnose.
  • AU313 Hij kan op deze terreinen informeel onderzoek uitvoeren en op basis hiervan leerdoelen formuleren en uitwerken. Kan vanuit resultaten van onderzoek een individueel HP opstellen. Kan het ijsbergdenken toepassen op personen met ASS. Kan objectief rapporteren. De student kan een handelingsplan uitwerken en aanpassen aan de noden van personen met autisme.
  • AU314 Heeft een grondige kennis op het terrein van redzaamheid, vrije tijdsbesteding, commmunicatieve problemen en sociale interacties. Kan op deze terreinen informeel onderzoek uitvoeren en op basis hiervan leerdoelen formuleren en uitwerken. Kan een georganiseerde leer- een leefomgeving (of werkomgeving) ontwikkelen voor de persoon met ASS.
  • AU316 Kan samenwerken met ouders en het netwerk van de persoon met ASS. Heeft inzicht in het proces van samenwerken met ouders en kent agogische middelen om dit te realiseren. Kan een sleutelrol vervullen tussen personen met ASS en netwerk.
  • AU317 Is in staat om de persoon met autisme voldoende basisveiligheid te bieden zodat deze laatste maximale ontwikkelingskansen krijgt. Kan vanuit een ondersteuningsdenken zijn handelen sturen.
  • AU318 Kan de gevolgen van de cognitieve stijl op de sociaal-emotionele ontwikkeling, op de sociale interactie en de communicatie van personen met ASS hanteren. Kan leerdoelen formuleren en uitwerken. Kan een taakanalyse maken op het vlak van sociale vaardigheden.
  • AU319 Kan een georganiseerde leer- en leefomgeving (of werkomgeving) ontwikkelen voor personen met ASS. Ontwikkelt een begeleidingshouding waarin de persoon met autisme niet samenvalt met zijn handicap en waar tegelijk aandacht is voor de pervasieve aspecten van autisme.

SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN

 

Generieke competenties

  • Denken en redeneren.

            1. Herkent de kwalitatieve verschillen in de ontwikkeling van ASS.

  • Informatie verwerven en verwerken.
     
    1. De student heeft een grondige kennis op het terrein van redzaamheid, vrije tijdsbesteding, commmunicatieve problemen en sociale interacties.
    2. De student heeft zicht op de gevolgen van de cognitieve stijl op de sociaal-emotionele ontwikkeling, op  de sociale interactie en de communicatie van personen met ASS.
    3. De student verwerft inzicht in de gevolgen van de cognitieve stijl op de sociaal-emotionele ontwikkeling, op  de sociale interactie en de communicatie van personen met ASS.
    4. De student verkent detaildenken, de sensoriële waarneming en betekenisverlening bij ASS.
  • Reflecteren.
     
    1. De student kan het ijsbergdenken hanteren als middel bij de reflectie rond eigen ontwikkeling.
    2. De student kan over  zijn eigen proces van ontwikkeling en groei  in het kijken naar en omgaan met autisme/ evolutie binnen zijn werkcontext, reflecteren.
    3. De student kan kritisch reflecteren en getuigen van inzicht in een probleemstelling.

 

  • Wetenschappelijke toepassing

            1. De student kan de resultaten van formeel en informeel onderzoek interpreteren.
            2. De student kan een N=1 onderzoek uitvoeren.
            3. De student kan een informeel onderzoek opzetten, uitvoeren en evalueren.
            4. De student brengt informatie uit verschillende bronnen samen en kadert informatie binnen een grotere context.

  • Projectmatig en methodisch handelen

            1. De student kan een informeel onderzoek opzetten, uitvoeren en evalueren.
            2. De student kan omschrijven waarom onderzoek belangrijk is en heeft weet van de onderzoeksinstrumenten.
            3. De student kan een taakanalyse maken op het  vlak van sociale vaardigheden.
            4. De student kan een aangepaste activiteit analyseren.

  • Communicatievaardigheden

            1. De student kan de eigen vorm van communicatie afstemmen op de communicatie    van personen met ASS

  • Persoonlijke en professionele ontwikkeling

            1. De student verbreedt en verdiept de eigen competenties door zelfstudie en deskundigheidsbevordering.
            2. De student vaardigheden ontwikkelen om in de praktijk te werken met mensen met             ASS
            3. De student ontwikkelt een begeleidingshouding  waarin de persoon met autisme niet            samenvalt met zijn handicap en waar tegelijk aandacht is voor de pervasieve aspecten      van autisme..

  • Internationale gerichtheid.

            1. De student kan anderstalige , buitenlandse literatuur hanteren.

Algemene competenties.

  • Teamgericht werken

            1. De student kan samenwerken in een multidisciplinair team.
            2. De student neemt verantwoordelijkheid op in het leerteam.
            3. De student kan samenwerken op een coöperatieve manier in de groep en in de ruime          context van een organisatie.
            4. De student kan het specifieke van ASS vertalen op een gepaste wijze in een team.

  • Oplossingsgericht werken.

            1. De student heeft een grondige kennis op het terrein van redzaamheid, vrije   tijdsbesteding, commmunicatieve problemen en sociale interacties.

  • Maatschappelijke verantwoordelijkheid.

      1. De student kan vanuit een ondersteuningsdenken zijn handelen sturen.

Beroepsspecifieke competenties.

·        Handelingsplanner

            1. De student heeft een grondige kennis op het terrein van redzaamheid, vrije   tijdsbesteding, commmunicatieve problemen en sociale interacties. 
            De student kan op deze terreinen informeel onderzoek uitvoeren en op basis hiervan   leerdoelen formuleren en uitwerken.
            2. De student kan vanuit resultaten van onderzoek een individueel HP opstellen.
            3. De student kan probleemgedrag een plaats geven binnen de diagnose.

            4. De student kan het ‘ijsbergdenken’ toepasen personen met ASS.
            5. De student kan objectief rapporteren.
            6. De student herkent de cognitieve stijl (informatieverwerking) van ASS.
            7. De student kan een handelingsplan uitwerken en aanpassen aan de noden van         personen met autisme.

·        Ondersteuner van processen mbt wonen, werken,leren, vrije tijd.

            1. De student heeft een grondige kennis op het terrein van redzaamheid, vrije   tijdsbesteding, commmunicatieve problemen en sociale interacties. 
            De student kan op deze terreinen informeel onderzoek uitvoeren en op basis hiervan   leerdoelen formuleren en uitwerken.
            2. De student kan een georganiseerde leer- een leefomgeving (of werkomgeving)        ontwikkelen voor de persoon met ASS.
            3. De student is in staat om functionele leerdoelen te ontwikkelen voor de persoon met           autisme.

·        (Ped)agogische begeleider.

            1. De student is in staat om de persoon met autisme voldoende basisveiligheid te         bieden zodat deze laatste maximale ontwikkelingskansen krijgt.
            2. De student kan de gevolgen van de cognitieve stijl op de sociaal-emotionele            ontwikkeling, op  de sociale interactie en de communicatie van personen met ASS hanteren.
            3. De student kan leerdoelen formuleren en uitwerken.
            4. De student kan een taakanalyse maken op het  vlak van sociale vaardigheden.
            5. De student kan een georganiseerde leer- een leefomgeving (of werkomgeving)        ontwikkelen voor de persoon met ASS
            6. De student is in staat om de persoon met autisme voldoende basisveiligheid te         bieden zodat deze laatste maximale ontwikkelingskansen krijgt an vanuit een       ondersteuningsdenken zijn handelen sturen.
            7. De student ontwikkelt een begeleidingshouding  waarin de persoon met autisme niet            samenvalt met zijn handicap en waar tegelijk aandacht is voor de pervasieve aspecten      van autisme.

 

 


VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn
  • Beschikken over een diploma hoger onderwijs. (Bama-structuur of zijn rechtsvoortgangers)
  • De kandidaten dienen over voldoende praktijkervaring te beschikken zodat de praktijkopdrachten kunnen uitgevoerd worden op een juist level en zodat zij kunnen functioneren in een leerteam..
  • Beschikken over reflectieve vaardigheden..

  • Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn
    1. Orientatie en begrijpen.
    Andere begincompetenties

    LEERINHOUDEN
    • Autisme: de aanpassing aan de omgeving.
    • Autisme: onderzoek en individueel handelingsplan.
    • Autisme en communicatie.
    • Autisme en maatschappelijke redzaamheid.
    • Autisme en vrije tijd.
    • Autisme en sociale vaardigheden.
    • Reflectieve vaardigheden.

    STUDIEMATERIAAL
    • Syllabus.
    • Transparante, powerpointmateriaal.
    • Ondersteunende documenten en toelichting op Blackboard.
    • Portfolio

     


    WERKVORMEN
    Soort werkvorm uren  

    %

    hoor- en werkcolleges:

    54

     lesuren

      20,00

    practicum en oefeningen:

    12

     lesuren

      04,44

    vormen van groepsleren:

    18

     lesuren

      06,67

    studietijd buiten contacturen:

    186

     klokuren

      68,89

    Verdere toelichting:
  • Werkcollege met vraag- en leergesprekken: de inbreng van de studenten via discussie en peerteaching is daarbij essentieel.
  • Begeleidingsmomenten: individuele vraagstelling door studenten, feedback door docent.
  • Praktijkopdrachten.
  • Implementatie (feedback praktijkopdrachten).
  • Leerteam (collegiale consultatie).
  • Instellingsbezoek.
  • Literatuurstudie.
  • Groepswerk

  • EVALUATIE

    Eerste examenperiode
      • Portfolio:
        formatief  assessment: de student krijgt feedback
      • Opdrachten: 8/20
      • Kennisopdracht
        12/20

      • Om te slagen voor een opleidingsonderdeel moeten 50% van de punten behaald worden bij zowel de opdrachten als de K-opdracht.


    tijd voor examinering
    uren

    %
     
     00,00

    Tweede examenperiode
    • Het assessment-onderdeel waarin de student niet slaagt zal hernomen worden in de tweede examenperiode.