ECTS-database Plantijn Hogeschool
  
 

2 Chemie - 2CH - Onderdelen - Biomoleculen
  

Component behoort tot O.O.: De levende cel
Afstudeerrichting: CH:Chemie
Code: 20022
Academiejaar: 2008-2009
Type: ?
Niveau: ?
Programmajaar: 2
Periode binnen het modeltraject: :
Aantal studiepunten: nvt
Wegingscoëfficient: 59
Totaal aantal contacturen: 54
Totaal studietijd: 107,38
Deeltijds programma:
Vrijstelling of overdracht: niet mogelijk
Onderwijstaal: Nederlands
Lector(en): Caethoven Goele


 

KORTE OMSCHRIJVING

Biomoleculen” legt de nadruk op de bio-organische moleculen. Door een beter inzicht te krijgen in de bouwstenen en de hieruit gevormde biopolymeren die in de natuur voorkomen, kan men de (bio)-chemische processen beter begrijpen. De verklaring van de structuur en de samenstelling van biologisch relevante moleculen en hun belang in de stofwisseling staan hier centraal.

COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

Algemene competenties

  • CH101 Hij / zij kan plannen en organiseren.
  • CH102 Hij / zij denkt analytisch en professioneel.
  • CH103 Hij / zij toont leerbereidheid.
  • CH104 Hij / zij is kritisch ingesteld.
  • CH105 Hij / zij is stressbestendig en assertief.
  • CH106 Hij / zij is sociale vaardig en loyaal.
  • CH107 Hij / zij heeft verantwoordelijkheidszin en is betrouwbaar.
  • CH108 Hij / zij toont zin voor initiatief en heeft doorzettingsvermogen.
  • CH109 Hij / zij is veiligheids- en milieubewust.
  • CH110 Hij / zij kan rapporteren.
  • CH111 Hij / zij kan werken in een multiculturele en internationale omgeving.
Algemene beroepsgerichte competenties
  • CH212 Hij / zij laat een vakoverschrijdende en geïntegreerde kennis en deskundigheid zien in de verschillende takken van de chemie, toegepaste fysica, biochemie en microbiologie.
  • CH213 Hij / zij beschikt over goede laboratorium- en technologische vaardigheden, kan deze toepassen in concrete praktijksituaties en kan daarbij de moderne informaticahulpmiddelen gebruiken.
  • CH214 Hij / zij is in staat tot multidisciplinaire probleemanalyse en bezit een sterk gevoel voor kwaliteitsborging.
Beroepsspecifieke competenties

    SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
    • Hij/zij kan verklaren waarom een laagmoleculaire molecule andere eigenschappen vertoont dan een hoogmoleculaire molecule.
    • Hij/zij kan het belang van de biopolymeren in onze huidige samenleving correct inschatten.
    • Hij/zij kan suikers (incl. de cyclische suikers) op een juiste wijze weergeven volgens de Fischer, Saw-horse, Wedge en Haworth projecties.
    • Hij/zij kan een eenvoudig suiker correct benoemen.
    • Hij/zij kan het mechanisme van de hemiacetaalvorming en de acetaalvorming in monosachariden uitwerken.
    • Hij/zij kan het begrip mutarotatie uitleggen.
    • Hij/zij kent het verschil tussen een alfa en een beta-glycosidische binding.
    • Hij/zij kan uitgaande van twee suikers het juiste disacharide (cellobiose, maltose, lactose en sucrose) tekenen
    • Hij/zij kan oefeningen maken over de belangrijkste reacties van suikers en aminozuren.
    • Hij/zij kan van de belangrijkse polysacchariden (cellulose, zetmeel en glycogeen) opnoemen uit welke monosachariden ze opgebouwd zijn en hoe ze aan elkaar gekoppeld zijn.
    • Hij/zij kan de verschillende schmische eigenschappen van monosacchariden in relatie tot de functie van deze suikers in het organisme en de bepalingsmethoden geven
    • Hij/zij kan de biochemisch belangrijkste mono-, di- en polysacchariden geven en het biochemisch belang ervan bij o.m; fermentatiereacties en identificatiereacties geven
    • Hij/zij kan oefeningen maken over de belangrijkste reacties van suikers en aminozuren.
    • Hij/zij kan het belang van oligosacchariden o.m. in glycoproteïnen, glycolipiden, celwand en celmembranen uitleggen.
    • Hij/zij kande verschillende functies van mono-, di- en polysacchariden in het organisme weergeven.
    • Hij/zij kan een reeks alfa-aminozuren indelen op basis van zuur-base eigenschappen.
    • Hij/zij kan de juiste vorm van het AZ geven bij een bepaalde pH.
    • Hij/zij kan de begrippen isoelectrisch punt, zwitterion definiëren.
    • Hij/zij kan minstens via twee synthesemethoden een bereiding van aminozuren uitwerken.
    • Hij/zij weet wat een amidebinding (peptidebinding) is en wat het belang is van de sequentie voor de eiwitstructuur. Hij/zij kan het biologisch belan van enkele peptiden uitleggen.
    • Hij/zij kan via een eenvoudig voorbeeld de problemen aantonen die ontstaan bij de synthetische bereiding van peptiden uit aminozuren.
    • Hij/zij kan de naam van de belangrijkste heterocyclische moleculen geven.
    • Hij/ zij kan de verschillende structuurniveaus van een eiwit geven en het belang van de helix en de vouwbladstructuur verklaren. 
    • Hij/zij weet wat domeinen en motieven zijn en heeft inzicht in de verschillende types bindingen die tussenkomen bij het tot stand komen van de verchillende structuurniveaus.
    • Hij/zij  kan de structuurniveaus in relatie brengen met de functie van de eiwitten in het organisme.
    • Hij/ zij weet wat cofactoren zijn en kent het belang van cofactoren en hun rol in enzymatische reacties.
    • Hij/zij heeft een basiskennis van de eigenschappen van enzymen, het werkingsmechanisme en de factoren die de enzymwerking beïnvloeden.
    • Hij/zij weet hoe op een correcte manier, een eiwitoplossing te maken, te gebruiken en te stockeren.
    • Hij/zij weet wat vetten en lipiden zijn en  kent het biologisch belang hiervan in o.m. biomembranen.
    • Hij/zij kent ook enkele belangrijke industriële toepassingen en kent de kengetallen van triglyceriden.
    • Hij/zij kent de opbouw van DNA en RNA en het belang in transcriptie en translatie.
    • Hij/zij heeft een basiskennis biochemie.
    • Hij/zij kent de chemische structuur en de chemische, fysische en biochemische eigenschappen van aminozuren, eiwitten, lipiden, nucleïnezuren, hormonen en vitaminen.
    • Hij/zij kent de algemene werkingsmechanismen van hormonen.
    • Hij/zij kent een aantal industriële toepassingen o.a. in de voedings-en farmaceutische industrie waarbij biomoleculen via chemische en biochemische processen aangemaakt worden, of waarbij gebruik gemaakt wordt van de biochemische eigenschappen van deze moleculen.
    • Hij/zij kan suikers, eiwitten en nucleïnezuren analytisch bepalen en enzymatische analysen uitvoeren.
    • Hij/zij is in staat om, via enkele eenvoudige isolatietechnieken eiwitten en nucleïnezuren te isoleren en ze nadien te doseren en te identificeren
    • Hij/zij kan verschillende bepalingsmethoden met elkaar vergelijken wat gevoeligheid en specificiteit betreft.

    VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
    Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn

    Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn
    Geen
    Andere begincompetenties
    • anorganische chemie (o.a. zuur-base en redox reacties, pH en buffersystemen)
    • organische chemie
    • kennis van de belangrijkste organische reacties
    • naamgeving van organische moleculen
    • Voor de praktijksessies : de theoriecursus "biomoleculen" deel 1 + deel 2
    • analytisch kunnen werken
    • basiskennis instrumentele analysetechnieken
    • veiligheidsbrochure
    • basiskennis Word en Excel

    LEERINHOUDEN
    • Biopolymeren : indeling van de polymeren.
    • De wereld van de suikers: monosachariden, disachariden en polysachariden
    • oefeningen op suikers en aminozuren
    • In dit deel van de cursus worden de opbouw, de eigenschappen en de functie van de moleculen die aan biochemische processen deelnemen, behandeld.  Dit zijn achtereenvolgens de aminozuren, de eiwitten, de lipiden, de nucleïnezuren, de hormonen en de vitaminen.  Binnen de groep van de eiwitten gaat onze bijzondere aandacht naar de enzymen (biokatalysatoren).  
    • Suikers, eiwitten en nucleïnezuren worden kwantitatief bepaald.
    • Ovalbumine wordt geïsoleerd uit kippeneieren en het denaturatiegedrag t.o.v. verschillende detergenten wordt bepaald a.d.h.v. beschikbare SH-groepen
    • Hydroxyproline wordt bepaald uit gehakt, dmv colorimetrie.
    • Dosering van de opgezuiverde + een onbekende ovalbumineoplossing met behulp van de colorimetrische methoden; Biureet en Bradford. De kwantificatie gebeurt via een standaardijklijnmethode.
    • Ruime aandacht wordt besteed aan het vergelijken van chemisch en enzymatische methoden voor de bepaling van componenten in voedingsmiddelen.

    STUDIEMATERIAAL
    • Cursus "biomoleculen"-Plantijn Hogeschool 2008- E. Van Doorslaer, P. Partoens, G.Caethoven
    • Cursus "biomoleculen praktijk" - Plantijn Hogeschool 2008 - E. Van Doorslaer
    • Praktijknota's "Van monster tot te meten oplossing" - Plantijn Hogeschool 2007-K.Dhont, E. Van Doorslaer, P.Verbeke
    • Handboek "Organic chemistry 6th edition" -John McMurry, 2005 (Brooks Cole - ISBN 0534409482)
    • Oefeningenpakket biopolymeren - Plantijn Hogeschool 2007 - I. Gutschoven
    • Blackboard voor presentaties, externe links, enz.
    • interactief zelfstudiepakket op het web: http://www.e-biochemie.org/
    • video'sinternetsearch en bib-bezoek

    WERKVORMEN
    Soort werkvorm uren  

    %

    hoor- en werkcolleges:

    28

     lesuren

      23,53

    practicum en oefeningen:

    24

     lesuren

      20,17

    vormen van groepsleren:

    0

     lesuren

      00,00

    studietijd buiten contacturen:

    65

     klokuren

      54,62

    Verdere toelichting:
    • cursus op blackboard

    EVALUATIE

    Eerste examenperiode
    • INT4-3
    • evaluatie van de praktijksessies : aanwezigheid - labschrift- houding en werk - verslagen
    • Indien een student er niet in slaagt om alle door hem gewettigd gemiste labs binnen een periode in te halen, werkt de opleidingscoördinator een individuele regeling uit. De student dient hiervoor de opleidingscoördinator tijdig te contacteren

    tijd voor examinering
    uren
    2

    %
     
     01,68

    Tweede examenperiode
    • enkel INT4-3 kan hernomen worden